pascalboy 0 Posted June 26, 2006 dit is uit een boek overgeschreven veel plezier er mee en mischien kan het een sticky worden??? Inleiding Het verbouwen van wiet en het verder verwerken daarvan, is iets dat de laatste tijd meer en meer in zwang komt. Niet alleen de steeds hoger wordende prijs van de buitenlandse hennepprodukten is daarvan de oorzaak - ook nieuwsgierigheid naar het zelf vervaardigen van deze produkten speelt een belangrijke rol. Denk nou niet bij het horen van de naam Nederwiet: "O, dat zal wel weer rotzooi zijn"; met een beetje aandacht en een naar verhouding tot de normale uitgaven aan hennepprodukten vrij lage investering in hulpmiddelen en apparatuur, is er een produkt te maken dat de kwaliteit van de buitenlandse produk- ten zeer dicht benadert en dat zichzelf in korte tijd weer terug verdient. Dit dokument kan een leidraad zijn voor al diegenen die nu een aan de slag willen. Het beschrijft hoe het kweken van de planten tot een goed einde gebracht wordt en geeft een aantal gevarieerde verwerkingsmogelijkheden van de wiet met als hoogtepunt eigen gemaakte blanke olie. In deze tweede druk zijn een flink aantal aanvullingen en wijzigingen aangebracht, met name wat betreft de vollegrond kultuur en het bereiden van hasjiesj. Verder is er een apart hoofdstukje gewijd aan de juridische aspekten omdat er de laatste jaren nogal wat gewijzigd is in het beleid t.a.v. nederwiet. Nederwiet, maak er wat van! ************************************************************** Inhoud 1 Iets over de hennepplant 1.1 Twee ondersoorten 1.2 Verschillende rassen 1.3 Werkzame stoffen 1.4 Verschillende THC soorten 1.5 Mannelijk en vrouwelijk tegelijk 2 Het verbouwen van de wiet 2.1 De vollegrond kultuur 2.1.1 De grond 2.1.2 Zaaien 2.1.3 Selekteren 2.1.4 Verdere verzorging 2.1.5 Oogst 2.1.6 Hennep in de moestuin 2.2 De potkultuur 2.2.1 Zaaien 2.2.2 Verzorging van de opgroeiende plant 2.2.3 Vervroegen van de bloei 2.2.4 Ongedierte 2.2.5 Oogst 2.2.6 Meerjarige planten (wietbomen) 2..3 Bijzondere teeltmaatregelen 2.3.1 Maagdewiet 2.3.2 Klieven 2.3.3 Kunstmatige transpiratie 2.3.4 Reuzengroei m.b.v colchicine 2.4 Kunstmatige bestuiving 2.4.1 Stuifmeel winnen 2.4.2 De bestuiving 2.4.3 Oogsten van het zaad 2.4.4 Volgende jaren 2.5 Afval als voeding 3 Verwerken 3.1 Eenvoudige verwerking van de wiet 3.1.1 Inbinden toppen 3.1.2 Inbinden restanten 3.1.3 Inbinden potkultuur oogst 3.1.4 Wiet als borrel 3.1.5 Wietcake 3.1.6 Wietthee 3.2 Hasjiesj maken 3.2.1 Zeven en persen 3.2.2 Afrollen 3.2.3 Begraven 3.3 Olie maken 3.3.1 Principe van het olie maken 3.3.2 Enkele opmerkingen vooraf 3.3.3 De terugvloeitoren 3.3.4 Indikken van de tinktuur 3.3.5 De overloop toren 3.3.6 Zuiver THC (blanke olie) 3..3.7 Terugwinnen van de alkohol 3.3.8 Methanol en ethanol 4 Juridische aspekten 4.1 Wiet als windkering 4.2 Zaad winning 4.3 Verwerkte produkten ************************************************************** 1 Iets over de hennepplant Hennep is een tweehuizige plant. Dat wil zeggen de er manne- lijke en vrouwelijke planten zijn. De mannelijke planten vormen de stuifmeelbloemen, kleine gele bellen die in losse ijle pluimen staan. De vrouwelijke bloemen produceren het zaad. De stamperbloemen staan in dichte, aarvormige bloeiwijze, dicht tegen de stengel aan. De aartjes zijn bedekt met duizenden kleine haarvormige kliertjes, die een olieachtige substantie bevatten. Het is deze vrouwelijke plant die ons het meest interesseert: de kliertjes bevatten de stof die het 'high' gevoel maakt: Tetra- Hydro-Cannabinol (THC). 1.1 Twee ondersoorten. De cannabis sativa, zoals de plant op z'n Latijn heet, kent twee ondersoorten. De eerste ondersoort, de Cannabis Sativa Hollandica wordt al eeuwenlang in ons landje verbouwd, iets war de naam al doet vermoeden. Deze ondersoort is vooral van belang voor de touwslagerijen. De vezels van de mannelijke plant worden door een bacteriekweek losgeweekt van de stengel. Dit is zogenaamde roten. De vezels worden daarna gebleekt en verder verwerkt. De vrouwelijke plant is wat dat betreft waardeloos, zij dient alleen voor de zaadproduktie. Door eeuwenlange selektie is deze ondersoort uitgekweekt op de vorming van zo lang mogelijke vezels. De planten zijn dan ook herkenbaar aan de lange, rechte, toto drie meter hoge stam met alleen helemaal bovenin enkele vertakkingen. De oliekliertjes van de vrouwelijke plant zijn in de loop der eeuwen gedegene- reerd. De andere ondersoort is de Cannabis Sativa Indica. Deze is gekweekt om de geestverruimende werking van de vrouwelijke bloemtoppen. Die toppen barsten dan ook van de oliekliertjes. De planten zijn over het algemeen wijd vertakt en dus ook veel breder dan de andere ondersoort. De mannelijke planten zijn vrijwel waardeloos bij de Cannabis Sativa Indica, omdat er een reusachtige hoeveelheid planten nodig is om een klein beetje hasjiesj te maken. Ook de lengte van de vezels is van dien aard dat het niet loont om deze te winnen. De Cannabis Sativa Indica vormt de basis van de Nederwiet. De "echte" Nederwiet is afkomstig van (sub)tropisch zaad, dat al tenminste zeven generaties in Nederland is doorgekweekt. 1.2 Verschillende rassen De Cannabis Sativa Indica kent verschillende rassen met elk hun eigen, specifieke eigenschappen. Zo zijn er vroeg- en laatbloeiende rassen, rassen met dikke, volle toppen of met slanke, luchtige toppen, wijdvertakte rassen met vele toppen of rassen die maar weinig vertakt zijn, met ‚‚n grote hoofd- top. Al deze eigenschappen zij erfelijk. Veelal heeft elk land zijn eigen ras, dat optimaal aan het heersende klimaat is aangepast. 7-jarige Nederwiet begint ook al duidelijke eigen- schappen te krijgen van een apart Nederlands ras. 1.3 Werkzame stoffen De belangrijkste werkzame stof hebben we al genoemd, de Tetra- Hydro_cannabinol. Deze stof komt alleen voor in de kliertjes van de vrouwelijke planten. THC behoort tot de groep van etherische oli‰n en is afgeleid van Cannabidiol (CBD), dat in de binnenste delen van de blade- ren in ruime hoeveelheden voorkomt. Deze CBD wordt onder invloed van warmte en uitdroging in de kliertjes omgezet naar THC. Die CBD wordt in de bladeren weer gevormd uit Cannabinol (CBN), een stof die vooral in de opwaartse sapstromen voor- komt. CBD en CBN hebben nauwelijks een geestverruimende werking en ze zorgen alleen voor een zwaar, drukken gevoel in het hoofd en kunnen hoofdpijn veroorzaken. In sommige literatuur wordt ook nog een alkaloide als werkzame stof genoemd. Het zou hierbij gaan om muscarine, een stof die nauw verwant is met het werkzame gif van de vliegenzwam. Deze stof zou alleen in de vrouwelijke bloemen voorkomen en het high-effekt van de wiet veroorzaken. Bij het bereiden van hasjiesj blijft deze stof in de restanten van de plant achter. Vandaar het verschil in de uitwerking tussen wiet en hasjiesj. De werkzame stof, de THC, bevind zich dus aan de buitenkant van de toppen, in de kliertjes. Dit punt moeten we goed in de gaten houden bij de latere verwerking van de wiet. Het hoogste gehalte aan THC hebben de zaadloze vrouwelijke planten: de maagdewiet of sinsemilla (spaans voor "zonder zaad"). Wanneer eenmaal de bestuiving heeft plaatsgevonden, richt de plant haar krachten op de zaadvorming. De THC-produk- tie komt dan op de tweede plaats. 1.4 Verschillende THC-soorten. Nu is het echter niet zo dat de geestverruimende werking van elke plat hetzelfde is. De werkzame stof, de THC, bestaat namelijk in verschillende vormen, met een mooi woord "isome- ren" genoemd. Deze stoffen, zo'n tien in totaal, voldoen aan de totaalformule Tetra-Hydro-Cannabinol, ze verschillen onder- ling echter in hun chemisch struktuur en werkzaamheid. Van sommige THC-soorten wordt je totaal niet anders, van andere vormen is een klein beetje al voldoende. De verschillende THC-soorten worden aangeduid met Delta (voor het gemak even met "D" aangeduid), gevolgd door een nummer (b.v D6 THC of D9 THC). Nu is het voor ons natuurlijk ondoen- lijk om precies uit te zoeken wat voor D-THC onze planten bevatten, maar dat is ook niet zo belangrijk. De verschillende vormen van THC zijn op geur namelijk goed van elkaar te onder- scheiden. Nu is het natuurlijk onmogelijk om geuren op papier met elkaar te delen, dus het komt op ervaring aan als je de goede planten met je neus van slechtere planten wilt onder- scheiden. Maar dat leer je vanzelf, als je langer met de planten omgaat. En dan zal je zien dat de op het oog lekkerste geur niet op de meest aktieve THC-vorm hoeft te wijzen. 1.5 Mannelijk en Vrouwelijk tegelijk Het komt nogal eens voor dat een plat hermaphrodiet is: d.w.z dat er zowel mannelijke als vrouwelijke bloemen aan dezelfde plant zitten. Wanneer vrouwelijke planten niet bestoven worden (bijv. bij het kweken van maagdewiet), kunnen zij de eigenschap hebben om zelf mannelijke bloemen te vormen. De onbevruchte plant vormt dan alsnog zaad door middel van zelfbestuiving. Dit verschijn- sel is op zich geen zeldzaamheid, hoewel het ook niet echt regelmatig voorkomt. Hermaphrodiete planten zijn er in verschillende verschijnings vormen. Het meest gebruikelijke is, dat in de ver ontwikkelde, maar onbestoven vrouwelijke bloemtoppen op het eind van de aartjes enkele mannelijke bloemetjes worden gevormd. Deze vallen haast niet op en je ziet ze zo over het hoofd. Wat minder vaak komt het voor dat vanuit de bladoksels opeens komplete mannelijke bloemschermen worden gevormd aan langge- rekte takjes. Deze vallen wel erg op en het is ook een heel fraai gezicht. E‚n geval van hermaphrodiete plant wil ik hier niet onvermeld laten. Aan het begin van de bloeitijd trapte ik per ongeluk op een vrouwelijke plant, waardoor deze bij de grond afknakte. Uit stomp die over bleef liepen twee nieuwe stengel uit, waarvan de een mannelijk en de ander vrouwelijk was. Vanuit ‚‚n stam had ik een mannetje en een vrouwtje naast elkaar staan, beide niet hoger dan ca. 40 cm. Opvallend was, dat de vrouwelijke plant alleen onvruchtbaar zaad gaf, maar wel zeer rijk was aan THC-kliertjes. Wanneer we ontdekken dat een van onze planten hermaphrodiet is, kunnen we deze maar het beste gelijk verwijderen, omdat hij/zij ook andere planten kan bestuiven. Hooguit kunnen we de plant gescheiden van de andere planten zetten bij wijze van curiositeit. Het omgekeerde, dat mannelijke planten vrouwelijke bloemen vormen, komt nooit voor. ************************************************************** 2 Het verbouwen van de wiet Voor het verbouwen van de wiet zijn er in principe twee manie- ren: de potkultuur en de vollegrondkultuur. Elk hebben ze hun eigen voor- en nadelen. Bij de potkultuur kunnen we een kunstmatig klimaat rond de planten aanleggen, waardoor de planten gemakkelijk aangezet worden tot een hoge THC-produktie. De opbrengst is echter vrij gering. Bij een vollegrondkultuur staan de planten bloot aan alle grillen van ons klimaat. De opbrengst is een stuk hoger, maar de kwaliteit is in eerste instantie een stuk lager. Bij selek- tieve doorkweking krijgen we echter een ras, dat volledig is aangepast aan ons klimaat en dat ook tot een hoge THC-produk- tie komt. Dat is de echte Nederwiet. Het duurt ongeveer zeven generaties voordat de planten van buitenlands zaad zijn aange- past. De Nederwiet krijgt dan ook de eigenschap om te gaan verwilderen. Voor de potkultuur kunnen we in de regel uitgaan van eerste- klas buitenlands zaad, hoewel meerjarig zaad ook hier betere resultaten geeft. Dit moet dan wel zaad zijn van planten die ook al in een pot of bak werden verbouwd. Op de verschillende manieren van verbouwen kunnen we enkele bijzondere kultuurmaatregelen toepassen om de THC-produktie kunstmatig te verhogen, of om mooier gevormde toppen te krij- gen. Via kunstmatige bestuiving kunnen we verschillende erfelijke eigenschappen van de planten doorkweken om zo een eigen ras te laten ontstaan, met alleen de beste kenmerken. Het afval van de planten dat tijdens de kultuur vrijkomt, kan op eenvoudige wijze worden omgezet in plantenvoeding voor het volgende seizoen. 2.1 De vollegrondkultuur In eerdere uitgaven van dit boekje werd aanbevolen om de wiet ruim te verbouwen op rijen van 1,25 meter uit elkaar, met 75 cm afstand in de rij. De nadruk werd hierbij gelegd op het kweken van forse hoge planten. Hoewel de kwalitatieve resultaten bij dit systeem goed waren, moet ik hier nog van terug komen en wel om zuiver praktische redenen. Die hoge planten zijn namelijk een geweldige blikvan- ger, ook van ruime afstand. En aangezien het juridische kli- maat in Nederland danig is veranderd, is dit niet zo best voor de overlevingskansen van het veldje. Tot ca. 10 vierkante meter is er nog niet zoveel aan de hand, dat wordt min of meer (maar niet zwart op wit) getolereerd. Boven de 10 vierkante meter loop je echter snel de kans om een proces verbaal aan je broek te krijgen, en dan is het dus uitkijken geblazen. De teelt moet er dan ook op gericht zijn om kleine planten te kweken (ca. 75 - 100 cm. hoog) door dicht op elkaar te zaaien. Voor de vollegrondkultuur gaan we bij voorkeur uit van zaad van planten die tenminste zeven generaties in Nederland in de vollegrond zijn verbouwd. 2.1.1 De grond De grond waar we de planten gaan verbouwen moet het liefste vrij hoog gelegen zijn, op een plaats waar de hele dag de zon kan komen. Een winderige plaats is niet zo erg, belangrijk is dat neerslag snel in de grond kan wegtrekken, zonder dat er plassen blijven staan.. De beste grond die we kunnen gebruiken is grond die redelijk vruchtbaar en los is (zwart en kruimelig). Er mag in geen geval verse mest in de grond voorkomen. Dit geeft een veel te rijke bladgroei en veroorzaakt stoornissen in de stofwisseling van de plant. 2.1.2 Zaaien Tussen half maart en eind mei wordt de wiet breedwerpig inge- zaaid op een van te voren onkruidvrij gemaakt stuk grond. Het zaad moet vrij dicht komen te liggen (gem. 3 x 3 cm.) Vervol- gens wordt het zaad licht ingeharkt of afgedekt met hennepkom- post van vorig jaar (zie aldaar). Het beste is om vlak voor een regenbui te zaaien. Het zaad komt door de gelijkmatige neerslag goed vast te liggen en kan zich tegelijk goed volzui- gen met water. Het wordt voor vogels dan tevens moeilijker gemaakt om zaad weg te pikken, want die zullen zeker komen. Het kiemen van de zaden duurt ‚‚n tot drie weken, afhankelijk van het weer. Na opkomst wordt het veldje de eerste tijd onkruid vrij gehouden, tot de wietplantjes zo hoog worden dat er geen zonlicht meer op de grond kan doordringen. Op rijke gronden wil het nog wel eens voorkomen dat de wiet te weelde- rig gaat groeien. Eind mei is de hoogte dan al 40 tot 60 cm. De planten moeten dan teruggesnoeid worden tot 15 a 20 cm. met behulp van een zeis of een schaar. De planten lopen binnen de kortste keren weer uit vanuit de bladoksels. De groei wordt dan veel dichter en de planten worden niet zo hoog (75 tot 100 cm.). 2.1.3 Selekteren Wanneer zo rond half juni de planten beginnen te bloeien, worden ze geselekteerd op hun geslacht. Zo rond die tijd ontstaan in de bladoksels de eerste bloemetjes. Aan dit bloem- pje kunnen we zien of we met een mannelijke of een vrouwelijke plant te doen hebben. Is het bloempje bel-vormig, (net een groen of geel zaadje) dan is het een mannelijke plant. Heeft het bloempje twee duidelijke bruine of grijze haren, dan is het een vrouwelijke plant. Het verder selekteren begint bij de mannelijke planten. Op het veld zoeken we ‚‚n of twee mannelijke planten uit, die zich het best ontwikkelen. Deze laten we staan en de rest van de mannelijke planten trekken we er allemaal uit. E‚n of twee mannelijke planten is genoeg om voldoende zaadzetting bij de vrouwelijke planten op het veld te krijgen. Die twee mannelij- ke planten kunnen we een week (of twee) later ook uit de grond trekken. We krijgen dan maar enkele zaden in de vrouwelijke toppen en is over het algemeen voldoende om volgend jaar weer een veldje te kunnen zaaien. De overgebleven vrouwelijke planten laten we allemaal staan. Deze leveren de eigenlijke wiet. Wel kunnen we die planten vast uittrekken, waarvan de geur wijst op een niet of weinig aktieve THC-vorm. Maar daar- voor moeten we de verschillende geuren en hun bijbehorende aktiviteit terdege kennen. Dus als je het niet zeker weet: laten staan! 2.1.4 Verdere verzorging De overgebleven planten staan nu dicht op elkaar. Die dichte stand is zeker niet nadelig voor de planten. Het is eerder een voordeel: de planten moeten flink met elkaar konkurreren om het in de bodem aanwezige vocht, hetgeen eerder tot uitdroging leidt. Aan de andere kant houdt de dichte vegetatie veel vocht vast tussen de planten. Dit is minder gunstig, omdat dit schimmelvorming en verrotting in de hand werkt. Dit kunnen we voorkomen door regelmatig grote stengelbladeren weg te pluk- ken, zodat de planten door de wind sneller opdrogen. De zon kan dan ook dieper in de vegetatie doordringen. Tijdens de verdere groei kunnen we nog enkele bijzondere teeltmaatregelen toepassen, maar daarover verderop meer. 2.1.5 Oogst De oogst vindt plaats als de toppen goed ontwikkeld zijn en de eerste zaden nagenoeg rijp zijn. We wachten op een periode met warm zonnig weer, omdat het THC-gehalte dan het hoogst is. Met het oogsten moet ook niet te lang gewacht worden, anders bestaat de kans dat de toppen door schimmels aangestast wor- den, vooral bij nat en koud weer. De toppen worden dan hele- maal bruin en zijn binnen de kortste keren niet meer te ge- bruiken. Meestal valt de oogsttijd tussen augustus en begin oktober. Het oogsten geschied door eerste de mooie toppen uit de plan- ten te knippen en deze op geur bij elkaar te leggen; elke geur op een apart stapeltje. De stapeltjes worden ieder apart aan een draad geregen en op een donkere droge plaats opgehangen. Ook kunnen de toppen worden ingebonden (zie aldaar). Van het restant van de planten die nog op het veld staan, worden (als dat nog niet gebeurt is) de grote bladeren wegge- plukt. Vervolgens worden de topjes afgerist en weer op geur apart gelegd. Deze leggen we op een krant of droogrek te drogen op een beschaduwde plaats. Laat alle delen drogen tot rond de kerst, voor je ze gebruikt. De planten zijn dan goed droog, de THC is uitgekristalliseerd en de "groene" smaak is eraf. 2.1.6 Hennep in de moestuin De hennepplant heeft meer goede eigenschappen dan alleen zijn geestverruimende werking, vooral waar het de toepassing in de moestuin betreft. Ten eerste is het natuurlijk een prima windvanger en het verdient dan ook aanbeveling de hennepplanten als zodanig toe te passen. Zet ze een rij dik om je moestuin en zorg dat ze dicht op elkaar staan. De mannetjes kun je er natuurlijk uittrekken. Hennep heeft een goede uitstraling op verschillende andere gewassen. Aardappelen die langs een rij hennep staan krijgen mindere snel last van de schimmelziekte Phytophtora, terwijl de geur van de hennep die van aardappelen verdringt. Zodoende zal je ook minder last krijgen van Coloradokevers. Om die zelfde redenen is het ook goed om koolsoorten in de buurt van hennep te telen: koolwitjes hebben dan meer moeite om de koolplanten te vinden en de aantasting door rupsen zal dus minder zijn. Door hun snelle vegetatieve groei leveren hennepplanten ook prima materiaal voor de komposthoop, die bovendien sneller verteert (zelfde werking als b.v. brandnetels). 2.2 De potkultuur Bij de potkultuur hebben de planten een wat langere ontwikke- lingstijd als bij de vollegrondkultuur. In de regel wordt al in de tweede helft van december gezaaid. Potplanten worden meestal als maagdewiet gekweekt, daarbij uitgaande van buitenlands zaaigoed. Het is mogelijk om zelf zaad te kweken (wat betere resultaten voor volgende jaren garandeert), maar pas daarbij alleen kunstmatige bestuiving toe. 2.2.1 Zaaien Het zaaien voor de potkultuur verschilt in grote mate van de vollegrond kultuur en vindt binnenshuis plaats. Zorg dat alle te gebruiken materialen op kamertemperatuur zijn. Zet de zaden een nacht te weken in een bak met water. De kiemkrachtige zaden zakken naar de bodem en de lege zaden blijven drijven. De volgende morgen worden de kiemkrachtige zaden uitgespreid op een vochtige doek, die regelmatig nat wordt gehouden. Hierop zullen de zaden kiemen. De zaden die na 5 tot 7 dagen nog niet ontkiemd zijn, worden verwijderd. De beste kiemtempe- ratuur is rond de 20øC. Zodra de zaden gekiemd zijn, worden ze een halve cm. diep in met potgrond gevulde turfpotjes gedrukt, met de kiemwortel naar beneden. Zet de turfpotjes in een langwerpige kist onder een in hoogte verstelbare planten-TL-lamp (even zelf in elkaar knutselen). Tijdens de daarop volgen groeiperiode wordt de TL-lamp steeds 5 tot 10 cm. boven de top van de plantjes gehouden. Hierdoor krijgen de jonge plantjes een korte, stevige stengel. Pas op dat de grond in de potjes niet uitdroogt. Laten we de planten_TL-lamp achterwege en plaatsen we een bak voor het raam op de zuidzijde, dan zullen de planten lange, slappe stengels ontwikkelen die snel omvallen. 2.2.2 Verzorging van de opgroeiende plant Zodra de wortels van de jonge planten door de wanden van de turfpotjes beginnen te groeien, worden deze met pot en al overgeplant in ¬ l. potten. Plantjes die achterblijven in de groei worden verwijderd. Het turfpotje zal in de loop van het seizoen verteren, dus is het niet nodig deze te verwijderen. De platen kunnen nu onder de Tl-lamp vandaan en worden voor een raam op de zuidzijde geplaatst. Achter de planten zetten we een spiegel neer, of een plank met daarop een laag gladge- streken aluminium folie geplakt. Dit dient om het buitenlicht naar de planten toe te reflekteren, zodat de planten niet scheef gaan groeien en meer licht krijgen. Draai de planten elke morgen een halve slag om zodat beide zijden van de plan- ten direkt zonlicht krijgen. Als de planten ongeveer 25 cm. hoog zijn, wordt de groeitop eruit geknepen om de plant te laten vertakken. Op de plaats waar we sterke zijtakken wensen worden de stengelbladeren weggeknipt. Tegelijkertijd worden de platen verpoot naar 5 l. potten. In de komende tijd zullen de planten 4 tot 6 krachtig stengels ontwikkelen. Als het weer het toelaat kunnen de planten naar buiten, maar haal ze voorlopig 's nachts nog naar binnen. In april of mei worden de planten nogmaals verpoot, nu in potten of bakken van 25 liter, die tenminste 35 cm. diep moeten zijn. Zorg dat de wortels voldoende lucht kunnen krij- gen. Voeg aan de potgrond wat scherp zand, kalk en (indien voorradig) hennepkompost toe. Tegelijk met het verpotten worden de stengels met de helft teruggesnoeid. Let op de richting van de stengelbladeren waarboven gesnoeid wordt: deze geven de richting van de toekomstige zijtakken aan. De plant vormt vervolgens lang, rechte, weinig vertakte zijstengels, die ‚‚n tot twee maanden later beginnen te bloeien. Zorg er tijdens deze ontwikkeling voor, dat er voldoende zonlicht in de planten kan doordringen. Knip daarom alle grote stengelbladeren weg, evenals slecht geplaatste zijstengels. Wanneer het geslacht duidelijk is, worden alle mannelijke planten verwijderd. Zet eventueel de best ontwikkelde manne- tjes apart om stuifmeel te winnen voor de kunstmatige bestui- ving. Laat de planten zoveel mogelijk buiten staan, maar haal ze naar binnen zodra het begint te regenen. Na half mei kunnen ze 's nachts ook buiten blijven staan. Wanneer de planten beginnen te bloeien, verminderen we gelei- delijk aan de hoeveelheid water die de planten krijgen, om tot een goede THC-vorming te komen. Zorg dat de planten zelf zoveel mogelijk droog blijven. 2.2.3 Vervroegen van de bloei Voor het verkrijgen van een goede oogst is het van belang dat de planten reeds half juli bloeiaartjes (en dus THC) beginnen te vormen. Vaak komt de vorming van aartjes pas half augustus op gang, zodat de THC-produktie grotendeels afhankelijk is van een goede nazomer. We kunnen de planten vervroegd in bloei trekken, door ze een gedeelte van de dag (b.v voor 10 uur en na 6 uur) in het donker te plaatsen. Wanneer de hoeveelheid licht namelijk verminderd wordt tot 8 uur of minder per dag gaan de planten automatisch bloeien en kunnen we de bloeitijd zodoende aan- zienlijk verlengen. Wanneer de aarvorming goed op gang is gekomen, kunnen de planten weer de hele dag genieten van de zon. 2.2.4 Ongedierte Hoewel de plant weinig last heeft van ongedierte, kan spint soms lastig zijn. Spint komt alleen voor op droge planten en is te herkennen aan kleine rode spinnentjes ter grote van een speldeknop, die webjes maken in de bladoksels. Wanneer we spint konstateren, verstuiven we wat water over de planten, waarin derrispoeder of pyrethrine opgelost is. Ver- geet de onderkant van de bladeren niet. De twee genoemde middelen zijn zuiver plantaardig van oorsprong. Ze zijn dode- lijk giftig voor koudbloedige dieren, maar voor warmbloedige dieren zijn ze volkomen ongevaarlijk. De beide stoffen zijn na ñ twee weken langs natuurlijke weg weer afgebroken. Ze vormen dus geen bedreiging voor het milieu. 2.2.5 Oogst Wanneer de bloemen rood of goud gaan kleuren, is het tijd voor de oogst, meestal in september of oktober. Potplanten worden in hun geheel geoogst en met hun voetjes aan het plafond gehangen of direkt verwerkt. Volkomen zaadloze planten kunnen we echter nog op een heel andere manier oogsten. 2.2.6 Meerjarige planten (wietbomen) Door een juiste manier van oogsten en overhouden in de winter, kunnen we de stam van de maagdewiet in leven houden en tot een wietboom maken in volgende jaren. Heel belangrijk hierbij is dat er totaal geen zaadzetting mag hebben plaatsgevonden. Door zaadzetting komt er namelijk een hormoon vrij dat de plant doet afsterven. Het begin van het opkweken van een wietboom ligt bij de oogst van het eerste seizoen. Niet de hele wietplant wordt geoogst; we knippen slechts de stengels af, die zijn ontstaan vanuit de snoeipunten van de laatste keer verpotten. Laat echter ‚‚n of twee bladoksels zitten, hieruit groeien de nieuwe zijstengels. Verplant de stam in nieuwe grond en snoei tegelijkertijd ook een deel van de wortel weg. Gedurende de winter wordt de plant overgehouden op een lichte, koele, maar vorstvrije plaats. Vanuit de snoeipunten zullen zich nieuwe stengels ontwikkelen, die, net als bij kiemplantjes, beginnen met ‚‚n paar ongedeel- de blaadjes. De stengels die in het voorjaar (april-mei) zijn ontstaan, worden weer met de helft teruggesnoeid. De verdere kultuur verloopt als in het voorgaande jaar. Pas op dat de plant niet bestoven wordt, want dan sterf zij onherroepelijk af. 2.3 Bijzondere teeltmaatregelen 2.3.1 Maagdewiet De onbevruchte vrouwelijke planten hebben verreweg het hoogste THC-gehalte. Alle energie is gericht op het vormen van bloemen en de bescherming daarvan. Er is geen zaad dat de energie kan wegtrekken. Het kweken van maagdewiet kan toegepast worden op zowel de vollegrondkultuur als de potkultuur en gaat in grote lijnen zoals daar al beschreven is. Alle mannelijke planten worden vroegtijdig verwijderd of van zakjes voorzien voor kunstmatige bestuiving. Belangrijk is dat er geen stuifmeel in de lucht komt, omdat dit bestuiving tot het gevolg heeft. E‚n mannelij- ke plant die zijn stuifmeel kan lozen verpest een heel veld maagdewiet. De maagdewiet is ideaal om de twee volgende technieken op toe te passen: het klieven van de stengel en kunstmatige transpi- ratie. 2.3.2 Klieven Wanneer de vrouwelijke bloemtoppen goed ontwikkeld zijn, passen we een kunstgreep toe om de planten tot een hogere THC- produktie aan te zetten. Dit is het zogenaamde klieven. Het kan ook toegepast worden op planten met zaad; het juiste moment is dan wanneer de eerste zaden volledig rijp zijn. Het klieven is afkomstig uit Zuidoost Azi‰ en gaat als volgt in zijn werk. Op 20 tot 25 cm. van de grond binden we de onder de onderste zijtakken een stuk touw vrij stevig om de stengel. Vervolgens drukken we een scherp mes in de vezelrichting dwars door de stengel heen, juist onder het touw. We drukken dit mes naar beneden tot ca. 5 cm van de grond. Trek het mes er nog niet uit. De stengel is nu over een lengte van 15 tot 20 cm. door- midden gesneden. Door deze snede drukken we vervolgens een stokje dat de dikte heeft van een potlood. Dit gaat het beste door het mes terug te drukken tot iets boven het midden en het mes vervolgens 90ø te kantelen. De beide helften wijken dan enigszins uiteen, zodat we het stokje er in het midden gemakkelijk door kunnen steken. Breng het mes terug in rechte positie en trek het eruit. Het stokje moet voorkomen dat beide stengeldelen weer tegen elkaar trekken. Het touwtje boven de snede dient om verder inscheuren van de stengel te voorkomen. Deze ingreep heeft tot gevolg dat de opwaartse sapstroom van de plant gestoord wordt. Dit dood de plant niet; wel worden er daardoor minder voedingsstoffen en water naar de toppen ver- voerd. Als gevolg daarvan stopt de vegetatieve groei. In plaats daarvan gaan de kliertjes extra THC afscheiden om de nu sterkere uitdroging te voorkomen. 2.3.3 Kunstmatige transpiratie Een andere manier om voor een extra hoge THC-produktie te zorgen (en bovendien bestuiving te voorkomen) is kunstmatige transpiratie. Als de bloemaartjes 1« tot 2 cm. lang zijn, worden om de toppen ca. 30 cm. lange, lichtdichte, zwarte zakken geschoven. Deze kunnen zelf gemaakt worden van een stuk landbouwplastic. De zakken zorgen tijdens warme dagen voor een broeikas effekt. Dit heeft als gevolg dat de THC vloeibaar wordt en vanuit de kliertjes langs de kleine blaadjes wegloopt. De kliertjes gaan daardoor transpireren en zullen aan ‚‚n stuk door THC blijven produceren. De zakken worden van onderen niet dichtgebonden, maar gewoon los gelaten voor de ventilatie. De lucht binnenin de zakken wordt namelijk vochtig door verdamping die plaats vindt vanuit de toppen. Wordt dit vocht niet afgevoerd dan zullen de toppen gaan verschimmelen en afsterven. Het is ook verstandig om van tijd tot tijd de zakken tijdelijk te verwij- deren om de toppen te laten aandrogen. Draai de zakken dan ook even binnenstebuiten, zodat die van binnen ook goed droog worden. Tegen de oogsttijd (ongeveer een maand later) worden de zakken verwijderd. De toppen hebben dan een goudgele kleur gekregen van de overvloedige THC-produktie. Kunstmatige transpiratie is heel goed te kombineren met het klieven. 2.3.4 Reuzengroei m.b.v. colchicine Evenals bij andere plantensoorten is het bij hennep mogelijk om reuzengroei te laten plaatsvinden door genetische manipula- tie met behulp van colchicine. Colchicine is een plantaardig gif dat gewonnen wordt uit de bollen van de herfsttijloos (colchicum autumnale) en dat inwerkt op de celdeling. Om de werking uit te leggen moet er even een stukje biologie aan te pas komen. Voor een cel zich gaat delen vindt er eerst een kerndeling in de cel plaats. De chromosomen (dat zijn de dragers van de erfelijke eigenschappen) in de kern gaan zich daartoe op een bepaalde manier rangschikken in het kernvlak. Deze chromosomen komen altijd voor in paren, zodat het aantal chromosomen in een cel gesteld kan worden op 2n. Bij de kerndeling gaan de paren precies tegenover elkaar liggen in het kernvlak, waarna elk chromosoom zichzelf kopieert. Het aantal chromosomen is op dat moment 4n. Tegelijkertijd ontwikkelen zich aan de chromo- somen draden die verbonden zijn met een pool aan elke zijde van de cel. Wanneer de chromosomen zichzelf gekopieerd hebben, worden ze door de draden uit elkaar getrokken in de richting van de beide polen, zodat er zich dan twee kernen met elk 2n chromosomen in de cel bevinden. Vervolgens wordt er in het midden van de cel een celwand gevormd, zodat er dan twee afzonderlijke cellen met elk een kern van 2n chromosomen zijn ontstaan. Colchicine grijpt op dit mechanisme in door de draden af te breken die de chromosomen met de polen verbinden. Daardoor vind er wel een chromosoom verdubbeling plaats, maar de cel deelt zich verder niet. Het aantal chromosomen komt daarmee op 4n. Nu is dit zo'n ingrijpende reorganisatie in de cel, dat plan- ten en dieren er meteen kapot aan gaan, wanneer ze colchicine binnen krijgen. Alleen plante-zaden kunnen dit overleven, wanneer colchicine slechts tijdens de eerste celdeling van de kiem inwerkt en daarna wordt uitgespoeld. Na de eerste onvol- ledige deling is het aantal chromosomen in de kiem dus 4n geworden. Daarna vinden er normale delingen plaats, waarbij het aantal chromosomen dus telkens 4n blijft. Dit uit zich in de plant doordat er dan reuzengroei op gaat treden: bladeren, stengels en zaden worden dubbel zo groot en de plant wordt ook dubbel zo hoog. De zaden die zo'n plant oplevert bevatten normaal ook weer 4n chromosomen, wanneer ze tenminste bestoven worden door mannetjes die ook 4n chromosomen bevatten. Worden ze bestoven door mannetjes met het normale aantal chromosomen, dan vindt er een terugval plaats. De zaden bevatten dan slechts 3n chromosomen. Worden de plantjes uit die zaden het volgende jaar weer bestoven met door mannetjes met 2n chromo- somen, dan zal het overgrote deel van de nakomelingen weer normaal 2n chromosomen hebben. De werking van de colchicine wordt daardoor teniet gedaan. Aan de andere kant is het ook mogelijk om de zaden van de planten met 4n chromosomen nogmaals te behandelen met colchi- cine. Er treedt dan weer een chromosoomsverdubbeling op, waardoor de reuzengroei nog sterker wordt. Het aantal chromo- somen wordt dan 8n. Dit klinkt allemaal wel leuk, die reuzengroei, maar in de praktijk heb je er weinig aan, De planten worden enorm hoog en zijn moeilijk te behandelen, Bovendien blijven er resten colchicine in de planten achter die de plant zelf geen kwaad doen, maar de eventuele gebruiker van die plant om zeep kan helpen. Het moet dan ook aangeraden worden de met colchicine gemanipuleerde hennep niet eerder te gebruiken dan drie gene- raties na de behandeling met colchicine. Er bevind zich dan geen colchicine meer in de planten. De eerste drie jaren moet je dus alleen zaad telen en de wiet zelf kun je maar het beste tegelijk in de fik steken, zodat er geen vergissingen mee plaats vinden. Al met al moet ik het manipuleren met colchicine afraden, omdat er grote risico's aan verbonden zijn voor ons eenvoudige leken. Voor de volledigheid heb ik de beschrijving toch opge- nomen en tevens als waarschuwing, omdat er in den lande plaat- selijk wel mee ge‰xperimenteerd wordt. De werking van colchicine is overigens al duizenden jaren bij de mensheid bekend. Al zo'n 6000 jaar geleden werden in Klein Azi‰ graszaden behandelt met colchicine, waardoor nieuwe granen als tarwe ontstonden. Tarwe heeft zelfs 6n chromosomen, vandaar ook die dikke zaden in vergelijking met andere gras- soorten. Tegenwoordig wordt colchicine vaak toegepast bij het kweken van sierbloemen. Op die manier zijn er bijvoorbeeld ook de grootbloemige viooltjes, asters en petunia's ontstaan. 2.4 Kunstmatige bestuiving Wanneer we de planten rustig hun gang laten gaan en elkaar langs de natuurlijke weg laten bestuiven, zullen alle vrouwe- lijke planten zaad zetten; ook die planten waarvan we eigen- lijk geen zaad hoeven te hebben voor het volgende jaar. Wan- neer we daarnaast verschillende rassen Nederwiet kweken, hebben we geen oog meer op welke mannelijke planten nu welke vrouwelijke planten bestuiven. De rassen zullen zich met elkaar vermengen, waardoor alleen dominante eigenschappen behouden blijven. Recessieve eigenschappen (die vaak goede eigenschappen zijn) zullen in de loop der jaren verdwijnen. Om al deze problemen te ondervangen kunnen we kunstmatige bestuiving toepassen. We vangen het stuifmeel van de mannelijke planten op, dat we vervolgens op de stampers van de vrouwelijke planten aanbren- gen, waarna de bestuiving heeft plaatsgevonden. Dit is in het kort de weg die we moeten bewandelen. 2.4.1 Stuifmeel winnen Wanneer de mannelijke planten hun eerste echte bloempluimen gaan vormen (dit is dus niet het moment dat de eerste bloem- pjes in de bladoksels van de hoofdstengel verschijnen, maar later), is het tijd om het stuifmeel op te vangen. Dit gaat als volgt in zijn werk. Aan het begin van een periode van mooi weer worden de bloem- pluimen in papieren zakjes (b.v. loonzakjes) verpakt. Knip de gomstrook in het midden in, schuif het zakje om de pluim en plak de nu twee losse gomstroken dicht, zodat de stengel door het ingeknipte midden van de gomstrook gaat. Vijf zakjes per plant is wel voldoende om genoeg stuifmeel te krijgen voor de bestuiving. Alle overige bloempluimen worden weggeknipt. Noteer van te voren de eigenschappen van de vaderplant op de zakjes, zodat deze later niet verwisseld kunnen worden. Laat de van zakjes voorziene planten nog een dag of vier op het veld staan en trek ze dan uit en hang ze twee tot drie weken te drogen. De zakjes blijven steeds om de bloempluimen zitten. Wanneer er vroegtijdig een regenbui op komst is, moeten de planten binnen gehaald worden, anders zullen de zakjes verwateren en de inhoud wordt dan onbruikbaar. Om te drogen en na te rijpen hangen we de planten met hun voetjes aan het plafond. Na 2 tot 3 weken schudden we de planten nog eens goed dooreen en halen de zakjes voorzichtig van de bloempluimen, zodat er geen stuifmeel verloren gaat. Stop het stuifmeel van elke plan in een apart potje en schrijf ook hier de gegevens van de plant op. Het stuifmeel kan in deze potjes bewaard worden tot het moment van bestuiven daar is. 2.4.2 De bestuiving Voor we gaan beginnen zoeken we eerst de planten uit die we willen bestuiven. Op de vrouwelijke planten zoeken we bloem- aartjes uit aan de zonzijde, onderin de plant. Het is zonde om daar hoofd en zijstengels voor te gebruiken, omdat dan de kwaliteit van de beste delen van de plant verloren gaat vanwe- ge de zaadvorming. De aartjes onderin de plant hebben dezelfde erfelijke eigenschappen als de aartjes in de toppen, dus kunnen we net zo goed die delen van de plant gebruiken die toch niet te roken zijn. Voor de eigenlijke bestuiving hebben we alleen een dus pen- seeltje en een dosis precisie nodig. Op een zonnige en wind- stille morgen gaan we aan het werk. We nemen met het penseeltje een beetje stuifmeel op uit het potje en strijken dit voorzichtig over de stampertjes van de vrouwelijke bloempjes. De bestuiving is hiermee volbracht. Pas op dat je niet teveel stuifmeel gebruikt en ook niet morst, anders vindt er ongewenst bestuiving plaats op andere delen van de plant. Hang aan de tak die we bestoven hebben een labeltje met de eigenschappen van de mannelijke plant. Op deze manier kunnen we verschillende rassen bestuiven op een en dezelfde vrouwe- lijke plant. Kies voor elke mannelijke plant echter wel een andere tak op de vrouwelijke plant en vergeet de labeltjes niet. 2.4.3 Oogsten van het zaad De bestoven planten moeten geoogst worden wanneer de zaadjes zijn afgerijpt, maar de zaadhoesjes nog niet verdroogd zijn. Knip allereerst de onbevruchte toppen uit de plant om die afzonderlijk te drogen. Knip de stengel af juist boven de bovenste bevruchte aartjes. Om de bevruchte aartjes, die nu bovenaan zitten, schuiven we weer een loonzakje, op dezelfde manier als we eerst gedaan hebben bij de stuifmeelwinning. De zakjes zijn echter van te voren met een naald doorzeefd, om het vocht te kunnen laten ontsnappen tijdens het drogen, maar niet de zaadjes. Op de zakjes staan de gegevens van de Manne- lijke en de vrouwelijke plant aangegeven. Wanneer we alle bestoven delen op deze manier van zakjes hebben voorzien, trekken we de moederplanten uit en hangen ze omgekeerd te drogen tot het voorjaar, op een donkere plaats. De eerder afgeknipte toppen hangen we afzonderlijk te drogen, of binden ze in (zie verwerking). In het volgende voorjaar, als de planten volkomen droog en afgerijpt zijn, tikken we de bevruchte aren goed uit, zodat alle zaden in het zakje vallen. Vervolgens halen we de zakjes van de planten en stoppen de zaden met dezelfde erfelijke eigenschappen bij elkaar in een ander zakje. Vergeet niet de eigenschappen van de vader- en moederplant te noteren. Laat de zaden niet te veel door de handen gaan. De zaden zijn namelijk omgeven door en dun harslaagje, dat de zaden tegen uitdroging beschermt. Transpiratievocht van de hand doet dit laagje oplossen, waardoor de kiem en de zaadlob door uitdro- ging gaan verschrompelen. De zaden hebben dan geen kiemkracht meer. 2.4.4 Volgende jaren Bewaar de zaden op een donkere, koele plaats tot het weer zaaitijd is. Zaai de verschillende kruisingen op een afgeba- kend stukje grond en vergeet niet de eigenschappen van de ouderplanten te noteren bij het desbetreffende bedje. Erfelij- ke eigenschappen komen zo duidelijk naar voren en ook het feit of ze recenssief of dominant zijn. In de daarop volgende jaren gaan we op dezelfde manier door met kruisen. Nakomelingen met slechte eigenschappen komen niet meer voor zaadproduktie in aanmerking. Bij juiste doorkruising in de loop der jaren, zullen we een ras verkrijgen dat alleen de beste eigenschappen heeft. 2.5 Afval als voeding Alle afval van de hennepplant kan op eenvoudige wijze worden omgezet in voeding voor een volgende generatie hennepplanten. Alle afval wordt domweg op een hoop gezet en de natuur doet de rest. We moeten alleen even uitkijken waar en hoe we de hoop opzetten De hoop wordt opgezet op een door bomen of struiken beschaduw- de plaats, bij voorkeur onder vlierstruiken. De vlier scheid namelijk een stof af die zeer stimulerend werkt op de verte- ring in de hoop. Op de grond waar de hoop komt te staan wordt eerst een rooster uitgelegd van takken die kruislings over elkaar komen te liggen. De breedte moet ongeveer 1« meter bedragen. De lengte is onbepaald. Op deze takken komt een laagje stro, zodat het afval niet naar beneden kan vallen. Dit rooster dient om het overtollige water snel af te voeren en de hoop van onderen te beluchten. Op het rooster komt fijngemaakt afval te liggen, telkens in lagen van ca. 20 cm. dik met daartussen een laag dolomietkalk (een niet-agressief natuurprodukt). De kalk dient om vrijgekomen humuszuren te binden. Bouw de hoop in een keer op tot een hoogte van 1 a 1« meter en dek hem af met een laagje stro dat zo dik moet zijn dat het onderliggende afval niet meer is te zien. Giet vervolgens een emmer slootwater over de hoop om het materiaal te bevochtigen en te injekteren met bacteri‰n. Binnen een week zal de hoop gaan broeien, waarbij de tempera- tuur oploopt tot ca. 60øC. De vertering is daarmee op gang gekomen. Wanneer de hoop is afgekoeld, wordt deze opnieuw opgezet, waarbij de buitenkant van de oorspronkelijke hoop binnenin komt te liggen. De kompost kan nu de winter over rijpen, tot het moment van toediening daar gekomen is. Gebruik de kompost in het grondmengsel voor de potkultuur planten of strooi een dun laagje over het pas gezaaide veldje vollegrond planten. Omdat de kompost van hennepplanten is gemaakt, bevat het alle stoffen die de hennepplant nodig heeft voor een goede ontwik- keling. Het is derhalve de ideale voeding voor de plant. ************************************************************** 3 Verwerking Van de wietplanten kunnen eigenlijk alleen de toppen van de hoofd en zijstengels met fatsoen gerookt worden, al zijn die soms wat scherp. De overige delen van de plant zijn niet te roken wanneer ze alleen gedroogd zijn. Maar geen nood wat dat betreft. Voor alle delen van de plant zijn verwerkingsmethodes die de kwaliteit van die delen verho- gen. Voor de beste delen zijn die methoden eenvoudig en goed- koop; hoe slechter de delen zijn, hoe ingewikkelder en duurder de methoden worden. Maar ook daar valt een mouw aan te passen. Met een redelijke opbrengst aan wiet kunnen we het gehele jaarverbruik van buitenlandse hennepprodukten vervangen door eigen, Nederlandse produkten. Wanneer we uitgaan van een gebruik van fl.25,- per week aan buitenlandse produkten, kunnen we de investering in b.v. apparatuur om olie te maken met een half jaar terug verdienen. En die apparatuur kunnen we dan ook nog in de volgende jaren gebruiken, zodat het rende- ment op de lange duur zeer hoog kan worden. Voor het verwerken van de wiet wordt in de regel uitgegaan van gedroogde planten; bij sommige methoden worden de planten direkt na de oogst verwerkt; bij weer andere methoden wordt er uitgegaan van de nog levende plant op het veld of in de pot. 3.1 Eenvoudig verwerking 3.1.1 Inbinden toppen De toppen van de hoofd- en zijstengel komen in aanmerking voor de meest eenvoudige manier van verwerken; het inbinden. Het enige wat we hiervoor nodig hebben is een klosje ongeverfd naaigaren. De toppen worden direkt na de oogst ingebonden. Eerst worden de bladeren zonder of met maar weinig THC klier- tjes afgeplukt. In het garen leggen vervolgens een lusje (de "slipsteek"), dat we vastmaken rond het stukje uitstekende stengel onderaan de top. We wikkelen de draad vervolgens zo strak mogelijk rond de top naar boven. Laat ongeveer een halve centimeter ruimte tussen de windingen en pas op dat de draad niet knapt. Wanneer we bovenaan zijn gekomen, vouwen we het bovenste stukje van de top naar beneden en wikkelen de draad hier strak omheen. Vervolgens wikkelen we de draad langs de top weer naar beneden, zodat de windingen kruislings op de vorige serie windingen staan. Nog ‚‚n keer naar boven wikkelen en de draad vast zetten met een knoopje en het inbinden is klaar. Er liggen nu drie windingen rond de top. Tijdens het wikkelen zullen de meeste zaden (voor zover aanwezig) naar buiten springen. Na het inbinden leggen we de toppen te rijpen op een vochtige maar niet te natte plaats. Dit rijpen duurt minimaal zes tot acht weken. De toppen die we willen gebruiken laten we eerst een week drogen op kamertemperatuur. Voor het gebruik moet het garen natuurlijk verwijderd worden. Door het inbinden ontstaat er een lichte schimmelvorming die de kwaliteit van de toppen verhoogd. Bovendien gaan de stam- perharen niet verloren, wat ook de kwaliteit ten goede komt. Door gewoon drogen valt het grootste deel van die haren meest- al uit. 3.1.2 Inbinden restanten De afgeriste topjes van de vollegrondplanten komen niet in aanmerking voor de bovenstaande manier van inbinden in aanmer- king. Deze kunnen op een andere manier worden ingebonden, mits we de beschikking hebben over (vrijwel) zaadloos materiaal. Zaadhoudende delen kunnen we beter gebruiken om b.v olie te maken. Allereerst worden de aartjes van de stengels gerist en de grote bladeren verwijderd. Neem twee handenvol aartjes en vorm die met de hand tot een stevige bal. Deze bal rollen we zo strak mogelijk in een stuk ongeverfd linnen. Hierna winden we een stuk nylon touw zo strak mogelijk om de bal, zodat deze de vorm van een worst aanneemt. Wikkel ook een aantal slagen in de lengterichting van de gevormde worst. Zorg dat er gen al te grote bobbels tussen de slagen door komen. Leg de ingebonden wiet op een vrij vochtige, maar niet te natte plaats. Na een week is de bal een eindje ingedroogd en hangt het nylontouw slap. We wikkelen nu een volgende laag zo strak mogelijk om de bal en leggen deze weer op zijn plaats. Dit herhalen we nog eens na twee tot drie weken. Vervolgens laten we de ingebonden wiet nog minstens twee tot drie maanden rijpen. Binnenin de bal zal een schimmelvorming ontstaan, die de aartjes doet verpoederen. Dit poeder wordt door de aanwezige THC aan elkaar gekit tot een zwarte, op hasjies gelijkende substantie. Voor het gebruik verwijderen we touw en doek en snijden de worst in de lengte doormidden. We gebruiken het binnenste deel, dat eert nog enige tijd moet beluchten om de ammoniak- dampen die bij het proces zijn vrijgekomen te laten verdwij- nen. 3.1.3 Inbinden potkultuur oogst Zoals we bij het verbouwen van potplanten al gezien hebben wordt de plant op een dusdanige manier gesnoeid, dat deze lange, rechte bloeistengels vormt. Deze takken worden op een aparte manier ingebonden, wat vooral een goed resultaat geeft wanneer de plant in gekliefd en bovendien is voorzien van zwarte zakken rond de toppen. De takken worden ‚‚n voor ‚‚n geoogst en zachtjes ingebonden met nylontouw. De ingebonden takken worden opgestapeld en onder een zwart kleed in de zon te drogen gelegd. Na vier of vijf dagen is het aanwezige vocht voor 85% verdampt. De takken worden dan tevoorschijn gehaald en ‚‚n voor ‚‚n in linnen doek gewikkeld, waarna ze zo strak mogelijk opgebonden worden. We laten de bundels vervolgens rijpen op een donkere, droge plaats. 3.1.4 Wiet als borrel Een andere verwerkingsmethode is het laten trekken van wiet in sterke drank. Als basis hiervoor kiezen we bij voorkeur: jenever, brandewijn of tequilla. We gaan hierbij uit van wiet die volkomen droog is. We plukken de afzonderlijke aartjes van de stengel zonder te kneuzen. Deze ongeschonden aartjes laten we een dag trekken in de drank. Langer is niet nodig: we hoeven immers alleen maar de buitenkant (de THC kliertjes) af te weken. Langer trekken heeft alleen tot gevolg dat de binnenste delen van de blaadjes vrijkomen, die hoofdzakelijk CBD bevatten. Nadat de wiet een dag getrokken heeft, wordt de vloeistof gezeefd door een koffiefilter. Nadien moet de drank nog een week of zes rusten voor gebruik. Wanneer we een sterkere oplossing willen hebben, herhalen we het proces nog een keer met een nieuwe portie wiet. De alkohol in de drank werkt als konserveermiddel. Dit maakt het vrijwel onbeperkt houdbaar. 3.1.5 Wietcake Wiet kan ook goed gegeten worden in allerlei soorten gebak, b.v een cake, een taart, koekjes, pannekoeken, enz. Pas de hoeveelheid wiet af aan het aantal plakken, stukken of stuks. Per dosis moet er ongeveer « a 1 gram wiet inzitten. Dit is natuurlijk afhankelijk van de kwaliteit van de wiet. Als het genoeg is voor een joint moet het ook kunnen voor een cake. Gebruik steeds volkome droge, van takjes ontdane wiet, die in en vijzel is fijngestampt of in fijngesneden. Als voorbeeld geven we het recept van een platte koek. (ca. 30 stukken) Benodigdheden: 300 gram volkoren tarwemeel, 200 gram roombo- ter, 150 gram rietsuiker, twee eieren, een hand vol krenten, of rozijnen, een goudrenet, kaneel, hennepzaad of sesamzaad en 30 gram fijngemalen bloemaartjes. Kneed het meel, de suiker, de boter en de eieren goed dooreen tot een soepele bal. Kneed er vervolgens de wiet, de krenten, de in blokjes gesneden appel en de kaneel gelijkmatig door- heen. Spreid dit mengsel gelijkmatig uit op de bakplaat van de oven. Bestrooi dit met hennep of sesamzaad. Bak de koek 1 ca. 1 uur in een matig warme oven (150øC). Laat de koek afkoelen en snijd het in 30 evengrote stukken. E‚n stukje 's morgens bij de koffie en je bent de hele dag in de wolken. 3.1.6 Wietthee Van de gedroogde wiet kan ook thee getrokken worden. Gebruik ongeveer 5 gram op een liter kokend water en laat de thee 10 tot 15 minuten trekken. Voeg een paar druppels citroensap toe om de vrijkomende THC goed in het water op te lossen. Doe je dat niet, dan zal de THC als een dunne film op de vloeistof blijven drijven, met als gevolg dat het ene kopje vrijwel geen THC bevat, terwijl het andere bij wijze van spreken overloopt van de THC. Deze thee kan wat flauw en wee‹g van smaak zijn. Hou je daar niet van, dan kun je voor de smaak wat gewone thee of een mengsel van b.v. brandnetels en duizendblad toevoegen. De thee wordt dan wat pittiger van smaak en wanneer je de genoemde kruiden gebruikt, zal de thee een weldaad voor het lichaam zijn. 3.2 Hasjies maken Het maken van hasjies valt uiteen in een drietal basis vormen die hieronder in het kort worden beschreven. 3.2.1 Zeven en persen Het maken van hasjies door middel van zeven en persen vindt plaats in de zomer volgend op de oogst. De wiet is dan door en door droog en de THC is goed uitgekristalliseerd. Op een tropische windstille dag (>30øC), wordt de wiet hele- maal schoongemaakt. Alle takjes en harsloze blaadjes worden nu verwijderd. De aartjes worden in een platte rieten bak of op een bedspiraal een aantal uren in de volle zon gelegd en van tijd tot tijd gekeerd. De THC kliertjes gaan op die manier goed zweten. Vervolgens wordt de wiet in kleine porties van 30 tot 40 gram gezeefd door een zijden doek of en stuk zeer fijne vitrage, die dicht wordt gevouwen. Boven een witte, plastic of ge‰mail- leerde wasteil wordt de wiet uitgezeefd door het pakketje voorzichtig op en neer (dus niet heen en weer) te bewegen. Ga hier 5 tot 10 minuten mee door en neem dan weer een nieuwe portie aartjes. Het poeder dat vrijkomt begint iets te stuiven en slaat neer aan de binnenzijde van de teil. De kleinste deeltjes slaan op het hoogste punt neer en geven de fijnste hasjies. Voor het persen van de hasjies zijn voor ons slechts een tweetal methodes rendabel. Ten eerste kan het poeder met de hand geperst worden door dit stevig tussen de handen te rollen. De hasjies wordt dan donker van kleur en krijgt de vorm van een bol of rolletje. Ten tweede kan het poeder tot een dunne plak geperst worden. Vouw hiertoe van cellofaanpapier zakjes van 5 x 10 cm. uit velletjes van 15 x 15 cm (zie afbeelding). Door de gearceerde stukken met de tong iets te bevochtigen plakt het cellofaanpapier op elkaar. Laat ‚‚n zijde van het zakje open om dit met een lepel met ca. 10 gram poeder te vullen. Plak hierna de opening dicht. Zorg dat het poeder goed over het zakjes is verdeeld, ook in de hoekjes. Scheur ‚‚n of meerdere krantenpagina's in vier gelijke stukken en vouw deze strak om het pakje. Gebruik om en om een droog en met een bloemenspuit licht vochtig gemaakt stuk papier, maar begin altijd met een droge. Prik op regelmatige afstanden met een naald door het pakje om lucht te laten ontsnappen. Verwarm het pakje gelijkmatig in een droge koekepan en leg het pakje op een zuiver vlakke, stenen ondergrond, b.v. een gra- nieten aanrecht. Het pakje wordt nu met een deegroller of lege melkfles geperst. Rol voorzichtig over het pakje: eerst heel licht, daarna steeds krachtiger. Rol kruislings over het pakje, van hoek naar hoek en ook in de lengterichting. Draai het pakje regelmatig om en verwarm het desnoods tussentijds nog een keer. Pers net zo lang totdat het pakje nog slechts weinig wil buigen. Verwijder het krantepapier en laat de plak nog enige tijd rustig rijpen. 3.2.2 Afrollen Het maken van hasjies door middel van afrollen vindt plaats tijdens de teelt van de hennep. De eerste hoeveelheid charas (= hasjies) die d.m.v. afrollen wordt gemaakt) wordt gewonnen bij het uitplukken van de bladeren van de planten. Tijdens dit werk zetten de harskliertjes die op de steeltjes zitten, zich af op je vingers. Door van tijd tot tijd de vingers stevig over elkaar te wrijven gaat de hars tot een bolletje samenkleven. Verzamel zo alle hars tijdens een (mid)- dagje uitplukken en kneed er een bol van. Laat de hasjies nog een tijdje rusten en rijpen voor gebruik. Wil je meer charas maken, dan moet je de toppen flink met de hand afrollen. Er zet zich dan veel meer hars op je handen af, dat je ook weer tot een bol kneed. Bedenk echter wel dat je de toppen op die manier kapot maakt en dat die daarna niet of nauwelijks meer geschikt zijn voor verder gebruik of verwer- king. Ben je een liefhebber van charas, dan kun je op deze manier een redelijke hoeveelheid winnen. 3.2.3 Begraven Het maken van hasjies door middel van begraven en doorkneden vindt direkt na de oogst plaats. De geoogste hennepdelen worden op een droogrek een aantal uren pal in de zon gelegd om enigszins te drogen. Draai de wiet van tijd tot tijd om, om gelijkmatige droging te verkrijgen. Vervolgens worden de aartjes allemaal uitgeplukt, net zo als bij het zeven en persen. De aartjes worden nu tot een stevige bol gevormd en strak ingepakt met een stuk linnen. Dit pakketje wordt twee of drie weken onder de grond verstopt zodat zich een rottingsproces ontwikkeld. Wanneer dit weer wordt opgegraven, vinden we een rotte kleffe troep, die sterk naar ammoniak ruikt. Dit wordt met de handen (bluargh) goed doorkneden zodat het verteringsvocht eruit sijpelt' Dit vocht bevat verteringsresten en een grote hoeveelheid CBD, die op deze manier verdwijnt. De THC lost niet op in dit water maar blijft in de vaste substantie achter, waardoor de hoeveelheid aanmerkelijk geconcentreerd wordt. Na het kneden wordt de bol weer ingepakt in linnen en op een donkere, vochtige plaats weggelegd. Het proces van kneden wordt om de dag en later om de week herhaald, tot de ammoniak geur nagenoeg verdwenen is. De hasjies wordt nu tot broodjes gevormd en nog enig tijd rustig te drogen weggelegd. Tussentijds kan er op de hasjies een witte schimmellaag ontstaan. Deze tast de THC echter niet aan maar concentreert het. De hasjies is klaar voor gebruik als het goed is ingedroogd en niet meer naar ammoniak ruikt. 3.3 Olie maken 3.3.1 Principe van olie maken Het maken van je eigen olie is iets waar elke wietverbouwer van droomt. En meestal blijft het daar ook bij. Hoewel het principe van olie maken helemaal niet zo moeilijk is, komt het er in de praktijk zelden van. De benodigde apparatuur is meestal een hele investering. Zoals al gezegd, behoeft dit geen enkele belemmering te zijn om het eens te proberen; de apparatuur verdienen we met een half jaar terug. Het principe van het olie maken gaat als volgt. Zoals we gezien hebben, bevindt de werkzame stof, de THC zich in de kliertjes aan de buitenkant van de vrouwelijke bloem- aartjes. Deze THC, trouwens ook de CBD, heeft de eigenschap in alkohol op te lossen. Wat de nu doen is een tinktuur trekken van die bloemaartjes in zuivere ethanol van 96%. Wees er zeker van dat er in geen geval methanol in de alkohol zit, omdat dit zeer schadelijke neveneffekten kan hebben, zoals blindheid. Wanneer je niet zeker bent omtrent de samenstelling van de alkohol, vind je in het hoofdstuk "Methanol en ethanol", een eenvoudig proefje om dit uit te zoeken. Uit de tinktuur laten we vervolgens de alkohol verdampen, waarna een extrakt, de olie, overblijft. Deze olie heeft de naam "honingolie". Geen hasjolie, want die wordt op een soort- gelijke manier gemaakt met als grondstof hasjies. 3.3.2 Enkele opmerkingen vooraf Alkohol is een zeer brandbare stof. Voor we met de apparatuur aan het werk gaan is het dan ook zeer belangrijk de nodig voorzorgsmaatregelen te treffen, om zonodig ongelukken te voorkomen. Bij het werken met de apparatuur maken we in geen geval ge- bruik van open vuur; het gevaar schuilt wat dat betreft in een klein hoekje. Daarom maken we altijd gebruik van elektrische verwarmingsapparatuur. Alkohol is een zeer vluchtige stof, zeker als Share this post Link to post Share on other sites
stijlloos 5 Posted June 26, 2006 Voor zover ik weet is dit gewoon een directe kopie van http://www.drugs-forum.co.uk/forum/showthread.php?t=105 of deze. Aan de schrijfstijl te zien is het al heel oud iets wat ook de laaste link bevestigd. Ook staan er talloze misvattingen en fouten in... Om d'r een sticky van te maken zie ik niet zo zitten ook vanwege de enorme lap tekst zonder pics en foutjes die erin zitten, maar misschien dat mijn collega-mods er anders over denken. Maaaaar er staat zeker een goede basis en een beginner zal er zeker waardevolle info uit kunnen halen... Dus iedereen Veel plezier met deze lap tekst. Share this post Link to post Share on other sites
Epiteth 0 Posted June 26, 2006 Heb hem ook helemaal gelezen (leek wel of er geen eind aan kwam), maar ben het wel met dat loze figuur boven me eens! Share this post Link to post Share on other sites
neus 0 Posted June 26, 2006 Ik print m wel uit en lees m in bed Share this post Link to post Share on other sites
rataplan 4 Posted June 26, 2006 het is een goede interresante basis,maar wel niet meer up to date,de beginnende kweker heeft er zeker wat aan,maar om deze sticky te maken is het materiaal te oud... Share this post Link to post Share on other sites
whazzup 165 Posted June 26, 2006 heeft inderdaad een hoog tjeemig de peemig / mozes kriebel gehalte - Een vriend van me heeft dat nog gedaan trouwens. Stinkende dikke schimmelende toppen laten rijpen. Spreek ik al wel weer over heel wat jaartjes geleden hoor. Wat een meur! Zou het nu niemand meer aanbevelen eigenlijk. Ik weet overigens helemaal niet of het nog eigenlijk gedaan wordt. Iemand? Share this post Link to post Share on other sites
WietMedic 0 Posted April 7, 2010 Over het rijpen onder de grond.... Als het onder de grond is de stank niet zo'n probleem lijkt mij. Als het boven de grond is kan het gewoon gedroogt worden. Ik zie daarbij geen eisen zoals donker etc. Dat is op zich weer een erg positief punt want ik heb nooit begrepen hoe je een guerillia oogst droogt. Er zijn waarschijnlijk veel redenen voor een guerillia kweek maar ik denk dat het stankoverlast en plaatsgebrek hoog op de lijst staan. Ik moet toegeven dat het schimmel verhaal mij ook niet echt gunstig in de oren klinkt Dus eigenlijk weet ik nog niet hoe ik mijn guerillia kweek moet drogen.... Aan de schrijfstijl te zien is het al heel oud iets wat ook de laaste link bevestigd. Ook staan er talloze misvattingen en fouten in... Om d'r een sticky van te maken zie ik niet zo zitten ook vanwege de enorme lap tekst zonder pics en foutjes die erin zitten Vallen het insnijden v/d stam en het landbouwplastic over the toppen ook onder die misverstanden? Hier de complete tekst: http://www.erowid.org/plants/cannabis/cann...ivation11.shtml De plaatjes staan erbij maar zijn een beetje onleesbaar. Dat is als volgt op te lossen. Kopier de tekst naar notepad/kladblok. Opslaan als wiet.nfo Dit programma installeren: http://getdiz.outertech.com/index.php?_cha...roduct&id=4 Het bestand openen en de plaatjes zijn plotseling nette tekeningetjes geworden. Een paar kleine foutjes die je kunt oplossen door aan het begin v/d regel wat spatie's in te voegen. Share this post Link to post Share on other sites
green-lady 4 Posted April 7, 2010 Wordt weer ff een topic van 4 jaar oud gebumpt, zijn ze niet blij mee @WietMedic! green-lady Share this post Link to post Share on other sites
WietMedic 0 Posted April 9, 2010 Wordt weer ff een topic van 4 jaar oud gebumpt, zijn ze niet blij mee @WietMedic! green-lady Omdat? Share this post Link to post Share on other sites
green-lady 4 Posted April 9, 2010 Nou mods; kom er maar in! green-lady Share this post Link to post Share on other sites
Dr.LivingStoned 1 Posted April 9, 2010 Omdat het ophalen van hele oude topics geen enkele bijdragen levert, het beantwoorden of vragen stellen in die topics onzin is omdat er niemand meer is om te antwoorden. En het in de huisregels staat dat het niet toegestaan is? kortom, bumpen hele oude topics is not done Tenslotte wil WietForum.nl de waarde van het WietForum als kennisbron bewaken en het actief gebruik van de rijke database stimuleren door middel van toezicht op: De Topic inhoud: * Reageer on topic, heb je zelf vragen open dan een nieuw topic. * Stel geen onnodige vragen en herhaal geen al gevoerde discussies. * Lees de sticky's bij elke sectie en maak goed gebruik van de zoekfunctie. * Bumpen is niet toegestaan. Bumpen is het reageren op topics die al maanden niet meer actief zijn zonder goede redenen. * Gebruik bij je topics een duidelijke titel (en subtitel) die de inhoud direct weergeeft. * Plaats topics in de juiste sectie. * Let op de voorschriften voor het gebruik van quotes. Lees hier! [link invoegen] * Afbeeldingen van personen of persoongerelateerde zaken zonder duidelijke en expliciete toestemming van die persoon zijn niet toegestaan. Share this post Link to post Share on other sites