Jump to content
  • sanniesshop-banner.gif.d86ea02547aa126c899b25f607244aaf.gif sanniesseeds instagram

Running Water

Wetenswaardigheden Over Bemesting

Recommended Posts

Wetenswaardigheden over bemesting (Auteur: Waldemar Boot, BIONOVA bv)

 

Met dank aan Bio Nova. Iedereen weet dat planten, net zoals, wij niet alleen water nodig hebben, maar ook voeding. De meeste kwekers zijn tegenwoordig redelijk op de hoogte van het gebruik en de toepassing van de verschillende in de handel zijnde meststoffen. Niet alleen de meststoffen garanderen een goede oogst.

 

Invloed van omgevingsfactoren op de voedingsopname

 

Behalve de voedingstoestand van het gebruikte groeimedium, hebben ook andere factoren in de omgeving van een plant invloed op de voedingsopname. Naast het wel of niet in balans (de juiste verhouding tussen positief - en negatief geladen deeltjes) zijn van de gebruikte voedingsoplossing, zijn er nog een reeks andere factoren, die een belangrijke rol spelen in de opname van voedingsstoffen. Allereerst natuurlijk de bekendere zaken zoals pH (zuurgraad) en EC (zoutconcentratie), maar daarnaast ook een aantal minder bekende factoren zoals luchttemperatuur en luchtvochtig-heid, worteltemperatuur, lichtintensiteit en CO2 concentratie.

 

Luchttemperatuur en -vochtigheid

 

De luchttemperatuur is zeer belangrijk i.v.m. de groei en paralel daaraan de voedingsbehoefte van een plant. Ook de waterbehoefte is hier van afhankelijk. Luchttemperatuur staat rechtstreeks in verband met luchtvochtigheid vandaar dat er altijd gesproken wordt van relatieve luchtvochtigheid (R.L.V.). M.a.w. als de temperatuur stijgt, daalt de relatieve vochtigheid, omdat warme lucht meer vocht kan bevatten dan koude lucht. Als er een hoge R.L.V. heerst bij een hoge temperatuur, en er volgt afkoeling (b.v. na uitschakeling van de lampen) dan slaat er dus veel vocht neer in de vorm van dauw, omdat de afgekoelde lucht veel minder vocht kan bevatten. De temperatuur waarbij het vocht begint neer te slaan heet het dauwpunt. Dit kan bij hiervoor gevoelige soorten schimmel opwekken. Zorg dus altijd voor langzame afkoeling, zodat er gelegenheid is om via de ventilatie het vocht surplus af te voeren. Ook in situaties waarbij de R.L.V. erg laag is kan schimmel ontstaan, omdat de plant streeft naar een optimale vochtigheid in zijn biosfeer en dit alleen kan bereiken door veel of weinig te verdampen. Het verdampingsvocht, water dus, wordt via de steel naar de bladeren getransporteerd, alwaar het verdampt. In verdicht gewas (een top) zal dit neerslaan en ook weer voor schimmel zorgen. Bij een lage R.L.V. en/of een hoge temperatuur is het noodzakelijk om de EC van de te geven voedingsoplossing te verlagen, omdat anders overbemestingverschijnselen en stress in het wortelmilieu ontstaan doordat de waterbehoefte groter is dan de voedingsbehoefte. Andersom, als de R.L.V. hoog is en/of de temperatuur laag moet de EC verhoogd worden omdat de voedingsbehoefte dan groter is dan de waterbehoefte. Vooral de Ca (Calcium, kalk) opname is hier zeer gevoelig voor, omdat Ca via de verdampingsstroom in de plant getransporteerd wordt. Wordt de verdampingsstroom te laag, dan zullen de hogere delen van de plant te weinig Ca krijgen, wat zich uit in draaiende bladeren, glazigheid en afsterving van de groeipunt. Ook wordt de plant hierdoor gevoeliger voor schimmels. In voorkomende gevallen kan een bladbespuiting met Ca, of een hoger Ca cijfer in de voeding een oplossing bieden.

 

De variatie in EC liefst niet sneller dan in stappen van 5%, en alleen dan als de omstandigheden naar verwachting aanhouden. (Lange hete zomers, of droge koude winters)

 

Worteltemperatuur

 

Een lage worteltemperatuur, verlaagt de oplosbaarheid van een aantal stoffen in de voedingsoplossing, zoals fosfaten (P, fosforverbindingen). Dit element wordt vaak in relatief slecht oplosbare vorm aangeboden aan de plant, en moet middels diffusie (ionen uitwisseling) naar de wortelwand getransporteerd worden. Beide processen, oplossing en diffusie verlopen bij lage temperaturen een stuk trager en er ontstaat daardoor een tekort. Ook wordt bij lage temperaturen de wortelactiviteit een stuk minder, waardoor ook andere aktief opgenomen elementen zoals Fe (IJzer) en K (Kalium) in het gedrang komen.

Niet alleen de wortelactiviteit maar ook de wortelgroei wordt bij lage temperaturen een stuk minder, waardoor ook elementen die alleen door de jonge groeiende wortelpunten opgenomen kunnen worden zoals Ca (calcium, kalk) en Mg (magnesium) tekorten zullen gaan vertonen. De optimale worteltemperatuur voor ons plantje is (gedurende de hele cyclus, dag en nacht) 22-24° C. Dit gekoppeld aan luchttemperaturen met de lampen aan tussen 28-32° C. (afhankelijk van het soort) en met de lampen uit van 15° C. zorgen voor een hogere hormoonproduktie en daardoor hogere opbrengsten.

 

Langdurig hoge worteltemperatuur, > 28° C. vernielt de wortelmembranen waardoor opname van alle stoffen onmogelijk wordt en afsterven volgt. Nog andere onhebbelijkheden van worteltemperatuur zijn de gevolgen voor schimmelinfecties: 20° C. is de ideale temperatuur voor Pythium terwijl 28° de ideale temperatuur voor Fusarium is. Blijf daar dus vandaan!!

In alle gevallen is thermostatisch geregelde wortelverwarming dus ideaal. Uit dit alles zal blijken, dat een goed berekende en regelbare ventilatie noodzaak is om tot enig resultaat ven betekenis te komen. Mogelijkheden voor zowel verwarming als afkoeling moeten aanwezig zijn, en liefst automatisch geregeld worden zodat grote verschillen in temperatuur voorkomen kunnen worden. Om verzekerd te kunnen zijn van een hoge opbrengst zijn er nog meer factoren die meetellen.

 

Behalve de voedingstoestand van het gebruikte groeimedium, hebben ook andere factoren in de omgeving van een plant invloed op de voedingsopname. Naast het wel of niet in balans (de juiste verhouding tussen positief - en negatief geladen deeltjes) zijn van de gebruikte voedingsoplossing, zijn er nog een reeks andere factoren, die een belangrijke rol spelen in de opname van voedingsstoffen. Allereerst natuurlijk de bekendere zaken zoals pH (zuurgraad) en EC (zoutconcentratie), maar daarnaast ook een aantal minder bekende factoren zoals luchttemperatuur en luchtvochtig-heid, worteltemperatuur, lichtintensiteit en CO2 concentratie.

 

Lichtintensiteit

 

Licht is wel de belangrijkste factor voor alles wat groeit op deze wereld. Het is dan ook zeer belangrijk, om ervoor te zorgen, dat je planten voldoende licht krijgen. Voldoende licht betekent voor een plant iets heel anders dan voor ons. Vaak is het voor ons niet even duidelijk wanneer er nu eigenlijk voldoende licht is. De meeste thuiskwekers gebruiken 400 watt armaturen. Afhankelijk van de gebruikte reflector wordt het licht dat hiermee opgewekt wordt verdeeld over 1 of meer vierkante meters. In de praktijk blijkt, dat reflectors met een diepte werking het beste resultaat geven. De opgewekte hoeveelheid licht wordt hiermee goed verdeeld over een oppervlakte van 1 vierkante meter bij een hoogte van ongeveer 40 cm., afhankelijk van het merk. Licht tekorten kunnen ontstaan doordat de planten te dicht bij elkaar staan. Daardoor maakt het in opbrengst niet zoveel uit of je 25 of 50 planten per vierkante meter neerzet. Als je tegelijkertijd de lichtintensiteit verhoogt, zul je merken dat de opbrengst per meter dan wel met sprongen vooruit gaat. Meestal is het gunstiger om meer 400 W. armaturen te gebruiken dan om 600 W. in de plaats van 400 W. te hangen. Dat komt, omdat 600 W. armaturen niet alleen meer licht geven, maar ook meer warmte waardoor je verder van de planten af moet blijven, anders verbranden ze. Daarmee neemt ook de lichtintensiteit af en wordt het voordeel weer tenietgedaan. Gevolgen van licht-tekort zijn o.a. bladval (de bladeren vallen zonder direct aanwijsbare redenen af), maar ook slechte wortelontwikkeling en gevoeligheid voor allerlei plagen en ziekten zijn het gevolg van te weinig licht. Ook overbemestingsverschijnselen ontstaan door te weinig licht. Zonder voldoende licht kan de plant de aangeboden hoeveelheid meststof niet verwerken. Teveel licht komt praktisch niet voor. Recht onder een 400 W. armatuur wordt op 40 cm. ongeveer 60 Klux gemeten, een hoeveelheid licht waar ons plantje goed mee uit de voeten kan. Een uitzondering hierop is het plotseling verhogen van de lichtintensiteit: als de stekken b.v. onder TL-licht uitkomen, is het raadzaam om ze niet direct de volle laag te geven, zeker niet als je met meer dan 400 W. per meter werkt.

 

Als je meer licht, dus meer armaturen per meter wil gaan gebruiken, moet je er wel rekening mee houden, dat de voedingsoplossing aangepast dient te worden. Alleen een hogere EC is niet voldoende: de verhoudingen tussen de elementen dienen ook aangepast te worden.

 

Doordat de voedingsbehoefte toeneemt, moet er dus niet alleen méér meststof beschikbaar zijn (hogere EC), maar het moet ook sneller aangevoerd worden. Kalium is het element dat o.a. voor het transport van andere elementen in de plant zorgt. De hoeveelheid Kalium zal dus verhoogd moeten worden ten opzichte van de andere elementen, zonder daarmee de ionen-balans te verstoren. Zelf experimenteren leidt vaak tot mislukkingen, ga hiermee dus naar een expert.

 

CO2 (kooldioxyde)

 

Naast licht en meststoffen is CO2 een zeer belangrijke factor. In de natuur komt tegenwoordig zo'n 350-450 ppm (parts per million) CO2 voor. Vroeger was deze concentratie veel hoger en ook nu wordt hij door uitstoot van industrie en wagenpark langzaam aan hoger. CO2 vormt een driehoeksrelatie met temperatuur en relatieve luchtvochtigheid. Als deze gegevens niet in verhouding zijn heeft het weinig zin om extra kooldioxyde te geven. Bij een hoge concentratie van kooldioxyde gaan de stomata (huidmondjes) gedeeltelijk dicht. De verdamping wordt dan lager, en de toevoer van voedingsstoffen, die met de verdampingsstroom meegevoerd worden wordt dan dus ook lager. Vooral met sommige spoorelementen treedt dit effect vrij snel op. Ook hier geldt, dat de te geven voedingsoplossing aangepast dient te worden aan het totaal van factoren.

 

Voor kwekers, die het uiterste uit de plantjes willen halen is dus een hele weg af te leggen om alle omstandigheden: licht, lucht, RLV, CO2, O2, dag- en nachttemperatuur, worteltemperatuur en voedingsoplossing onder controle te krijgen. Maar als dit eenmaal onder controle is zal blijken, dat al het werk en alle investeringen niet voor niets gedaan zijn en opbrengsten, waar je nu van droomt dan werkelijkheid worden.

 

Het overzicht van de in een voedingsoplossing aanwezige stoffen, zoals ze door een laboratorium-analyse onderscheiden worden.

 

MACRO (hoofd)- ELEMENTEN:

 

N Nitrogenium (stikstof) NO3- ; NH4+ Nitraat; Ammonium

P Phosfor H2PO4- Fosfaat

K Kalium K+

S Sulfur (zwavel) SO42- Sulfaat

Mg Magnesium Mg2+

Ca Calcium Ca2+ Kalk

C Carbon (koolstof) HCO3- Bi-carbonaat

 

Buiten deze elementen zijn er nog anderen, waarvan er in een analyse de volgende als macro-element vermeld worden, maar die vaak als ballast beschouwd worden afhankelijk van het gewas.

 

Cl Chloor Cl-

Na Natrium Na+

 

De aanwezigheid van macro-elementen wordt uitgedrukt in mmol (milimol)

 

MICRO (spoor)-ELEMENTEN:

 

Fe Ferrum (ijzer) Fe tot.

Mn Mangaan Mn2+

Zn Zink Zn2+

B Borium (boor) B3+

Cu Cuprum (koper) Cu2+

Mo Molybdeen Mo4+

Si Silicium Si4+

 

De aanwezigheid van micro-elementen wordt uitgedrukt in mmol (micromol= 1/1000 milimol)

 

Ins en Outs van NPK’s

 

Nu er hoe langer hoe meer meststoffen op de markt komen wordt het noodzakelijk om eens wat aandacht te schenken aan de waarden, die wel of niet vermeld staan op de etiketten. De een geeft nog hogere waarden op dan de andere maar wat is mogelijk en wat niet? De op het etiket vermelde percentages zijn altijd gewichtsprocenten. Een meststofanalyse wordt altijd uitgedrukt in millimol voor de primaire of hoofdelementen en in micromol voor de secundaire of spoorelementen.

 

Wat is een hoofdelement en wat is een spoorelement?

 

Een hoofdelement is een mineraal waar een plant naar verhouding grotere hoeveelheden van gebruikt en wordt uitgedrukt in millimol (mmol). Deze hoofdelementen zijn: N (stikstof); P (fosfor); K (kalium); Ca (calcium= kalk); Mg (magnesium); S (zwavel) en Si (silicium). Ook bicarbonaat (HCO3) en Na en Cl worden tot de hoofdelementen gerekend, alhoewel het voor ons plantje beter is als er vooral van de laatste twee zo weinig mogelijk beschikbaar is. De spoorelementen, Fe (ijzer), Mn (mangaan), Zn (zink), B (borium), Cu (koper), Co (kobalt) en Mo (molybdeen) zijn sporen van elementen; dus hele kleine beetjes, uitgedrukt in micromol d.i. 1/1000 van een millimol. Mol is het gewicht per liter van de betreffende stof in grammen gedeeld door de atoommassa van die stof. Millimol is het gewicht per liter in milligrammen gedeeld door de atoommassa. Micromol is het gewicht per liter in microgrammen gedeeld door de atoommassa.

 

De berekening is als volgt:

 

Een normale meststoffenoplossing van een 1:200 of 1:250 concentraat heeft een soortelijke massa (gewicht per liter) van ongeveer 1,25. Een procent hiervan is dus 12,5 gram = 12500 milligram. In een 1:200 oplossing is dat dus 12500:200 = 62,5 milligram per liter; en in een 1:250 oplossing 12500:250 = 50 milligram per liter aangemaakte voedingsoplossing.

 

De atoommassa van N = 14; van P = 31; en van K = 39

Dus: 62,5 : 14 = 4,5 mmol N (afgerond); 62,5 : 31= 2 mmol P ; en 62,5 : 39 = 1,6 mmol K

 

Een bepaalde meststoffenoplossing bestaat volgens opgave uit N-P-K 15-15-15

En de soortelijke massa (het gewicht per liter vloeistof) is 1,25

Dus: N= 15 % van 1,25 Kg = 0,1875 kilogram = 187,5 gram = 187500 milligram.

De atoommassa van NO3 (nitraatstikstof zoals uitgedrukt in een analyse) is 62 dus:

Gewicht per liter in milligrammen : atoommassa = 187500: 62= 3024

Uitgaande van een 1:250 oplossing betekend dit 3024:250 = 12,1 mmol

 

Andere elementen en verbindingen.

 

In de natuur komen nog talrijke andere elementen en verbindingen voor in de vorm van o.a. aminozuren, vitaminen, hormonen en enzymen, waarvan een aantal door de plant zelf aangemaakt worden maar die allemaal belangrijk zijn voor een gezond bodemleven en daarmee een gezonde en vitale plantengroei stimuleren.

 

In substraat-systemen geldt wat dat betreft hetzelfde. Het voordeel van kweken met biologische meststoffen en/of -toevoegingen ten opzichte van het kweken met (alleen) kunstmeststoffen spreekt dan ook voor zich: een gezonde plant die niet overgevoelig is voor ziekten en plagen, en die beter blijft produceren in situaties met extreme temperatuurs en/of water-condities. Denk hierbij aan het verschil tussen een vitamine pil of echt fruit. De natuurlijke vitamines in fruit zijn gekoppeld aan een aantal andere stoffen, waardoor de opname verbeterd wordt en het effect groter is. Je blijft dus langer gezond. Voor een plant geldt in feite hetzelfde. Al deze elementen en verbindingen staan in een bepaalde relatie met elkaar. Het zou ondoenlijk zijn om alle tekort- en overmaatverschijnselen hier te beschrijven, zeker gezien het feit dat een tekort van het ene element een overmaat van het andere te zien kan geven. In de praktijk komt het erop neer, dat meestal zonder een analyse geen echt duidelijk beeld te krijgen is, of de gebruikte meststoffen en hun effect moeten door en door bekend zijn.

 

Licht heeft ook een zeer grote invloed op de onderlinge relaties van meststoffen. Vooral in de relatie N-K (stikstof-kalium) is dit zeer duidelijk. Bij lage energie-systemen (400 W./m2 of minder) ligt deze verhouding op ongeveer N:K=2:1 . Bij hoge energiesystemen verschuift deze verhouding naar het omgekeerde en in extreme gevallen zelfs hoger. Ook het verschil tussen groeien en bloeien heeft grote invloed op deze verhoudingen. Bovendien is de vraag naar voeding in een hoogenergiesysteem groter, dus een hogere EC!

 

Er kunnen ook tekorten optreden als gevolg van te hoge- of te lage temperaturen. Een typisch voorbeeld hiervan zijn de paarse stelen (vooral bij buitenplanten), in ruimten waar de (nacht)temperatuur te laag is. Dit is te wijten aan een phosfor te kort. Phosfor wordt onder 18° C (worteltemperatuur) zeer slecht opgenomen. Voor magnesium geldt hetzelfde. Dit kost dus opbrengst. Temperaturen boven 38° C veroorzaken eiwitafbraak, waardoor de plant er slap uitziet en papperig aanvoelt. Hoge temperaturen vragen ook zonder meer om een directe ingreep van de kweker zelf. De EC van de gegeven voedingsoplossing moet omlaag, want de plant heeft door grote verdamping een verhoogde waterbehoefte. Als de voeding daar niet op aangepast wordt, zijn overbemestingsverschijnselen het directe gevolg.

 

Te hoge of te lage pH kan ook voor ernstige opnameproblemen zorgen. Ook het gebruik van CO2 apparatuur heeft directe gevolgen voor het meststoffen gebruik.

 

De voedingselementen (ionen) worden onderscheiden al naar gelang hun elektrische lading: negatief geladen ionen heten anionen, en positief geladen ionen heten kationen. Deze anionen en kationen dienen in balans te zijn: de z.g. ionenbalans. D.w.z. dat er evenveel negatieve als positieve lading aanwezig dient te zijn, zodat de voedingsoplossing neutraal is. In de praktijk is dit wat moeilijk te verwezenlijken, daar het gebruikte water, dat ook ionen bevat, plaatselijk sterk verschilt in samenstelling. Het komt er dus op neer, dat als je het goed wilt doen, je voor elke kweker een aparte meststof zou moeten samenstellen afhankelijk van de gebruikte waterkwaliteit. Voor de relatief kleine hoeveelheden die een thuiskweker gebruikt, is dit ondoenlijk, omdat het de literprijs enorm zou verhogen. We moeten dus genoegen nemen met kleine afwijkingen, waar behoorlijk goed mee te leven valt, of in extreme omstandigheden gebruik maken van osmose water.

 

Het transport van deze ionen in het substraat naar de wortels vindt op verschillende manieren plaats. Ten eerste worden ionen meegevoerd met het door de plant opgenomen water. Deze zogenaamde massastroming is meestal niet voldoende voor een optimale groei, zodat er ook nog een andere vorm van transport plaatsvindt, de z.g. diffusie, ook wel vermenging genoemd. Diffusie wordt bepaald door concentratieverschillen tussen de worteloppervlakte en de wortelomgeving (rhyzosfeer), en door de verschillende eigenschappen van de ionen. Welke van de twee transportmethoden het belangrijkst is, hangt af van het gebruikte teeltsysteem. Door de minder frequente bemesting in grondsystemen, zal hier vermenging (diffusie) een belangrijkere rol spelen dan bij teeltsystemen in kunstmatig substraat waar continu een voedingoplossing gegeven wordt. Hierbij is het opnamemechanisme van de wortels bepalend voor de opname snelheid.

 

Nadat het water en de daarin aanwezige ionen opgenomen zijn door het schorsweefsel (de buitenste huid van de wortel), kan het transport vrij eenvoudig plaatsvinden tussen de cellen door. Dit heet het apoplastisch transport. Voordat de oplossing verder getransporteerd kan worden, moet het eerst de endodermis passeren. Dit is een rij cellen met een kurkachtige wand waar geen vloeistof meer tussen door kan, maar via diffusie wel door de cellen heen naar de houtvaten kan. Dit wordt symplastisch transport genoemd. Om dit mogelijk te maken moet door het celmembraan heen gedrongen worden, wat voor water eenvoudig gaat, maar voor sommige ionen helemaal niet. Om dit toch te kunnen bereiken worden deze ionen gekoppeld aan eiwitten waardoor zij wel door het celmembraan kunnen. Dit is een ingewikkeld proces, en ik zal hier verder niet moeilijk over doen. Bij deze koppeling aan eiwitten kunnen verdringingsprocessen ontstaan waardoor antagonistische tekorten ontstaan. D.w.z. dat er door een overmaat van een bepaald ion een tekort aan een ander het gevolg kan zijn.

Nadat het water en de ionen deze hindernissen overbrugd hebben komen zij in de houtvaten (xyleem), waarin zij via de opwaartse sapstroom verder getransporteerd worden naar andere delen van de plant. Door de aktieve en selectieve opname van ionen ontstaan er in de cellen hoge concentraties. Deze kunnen vele malen hoger zijn dan in de gegeven voedingsoplossing.

 

De opname van water geschiedt passief door middel van osmose. Het celmembraan is semi-permeabel (halfdoorlatend), dus het water kan vrij de cel binnenstromen waardoor de ionen concentratie lager wordt. Door deze wateropname kan de druk binnen de cel oplopen tot enkele bars. Uiteindelijk wordt de opgenomen oplossing weer in de bastvaten (floëem) uitgescheiden, waarna deze via de bladeren naar de groeipunten en weer terug naar de wortels gaat waardoor worteldruk ontstaat. Op deze manier ontstaat een neerwaartse sapstroom. Doordat in de lichtperiode verdamping via de huidmondjes geschiedt, ontstaat er onderdruk in de houtvaten, waardoor de wateropname dan hoger is dan in de donkerperiode, waarin alleen worteldruk voor opname zorgt. Niet alle ionen worden even makkelijk getransporteerd in deze sapstromen. Calcium (Ca) is hier een treffend voorbeeld van: het is slecht verplaatsbaar in het floëem. Delen van de plant die weinig of niet verdampen vertonen snel een calcium gebrek. Ook bij lage verdamping door een te hoge luchtvochtigheid zal snel een Ca-gebrek ontstaan, met een verhoogde schimmelkans als gevolg.

 

Al deze processen vergen veel energie. Hiervoor is zuurstof nodig en warmte. Door gebrek aan een van beide wordt het ionen trasport gehinderd en zijn gebreksverschijnselen het direkte gevolg.

 

Gebrekverschijnselen ontstaan, als er ongeveer 10 % van een element ontbreekt in het plantenweefsel. Deze tekorten uiten zich in kleurveranderingen aan het blad, of afsterving hiervan. Zoals reeds eerder opgemerkt, lijken deze gebrekverschijnselen erg op elkaar, dus oplettendheid is zeker geboden, en een analyse zeker niet overbodig. Al naar gelang hun verplaatsbaarheid binnen de plant kunnen we een onderscheid maken tussen de verschillende elementen: de makkelijk verplaatsbare en de moeilijk verplaatsbare elementen.

 

Makkelijk verplaatsbare elementen:

 

Makkelijk verplaatsbare elementen zijn: N (stikstof), P (fosfor), K (kalium), Mg (magnesium) en het spoorelement Zn (zink) Deze geven in de plant een gebrek te zien aan de oudste bladeren, omdat deze elementen verplaatst worden ten behoeve van de jonge plantedelen. Bij ernstige tekorten van deze elementen zal het effect door de hele plant te zien zijn.

 

N-gebrek: egaal lichtgroene bladkleur, gepaard aan minder groei, vroegere bloei en hogere schimmelgevoeligheid.

 

P-gebrek: slecht ontwikkelde wortels, latere bloei, klein blad en paarsverkleuring.

 

K-gebrek: geremde verdampingsstroom, waardoor achterblijvende groei, smalle bladeren, dunne stengels en gele bladranden.

 

Mg-gebrek: roodverkleuring van bladstelen en vlekkerig blad uiteindelijk geelverkleuring tussen de nerven en bladval.

 

Zn-gebrek: dwerggroei met draaiende bladeren, stug aanvoelend gewas, geelverkleuring met daaropvolgend afsterving en een ijzer-tekort door antagonistische werking.

 

Moeilijk verplaatsbare elementen

 

Moeilijk verplaatsbare elementen zijn:

Ca (calcium, kalk), S (zwavel), Fe (ijzer), Mn (mangaan), B (borium), Cu (koper) en Mo (molybdeen)Deze blijven in achter in de oudere delen van de plant en kunnen niet getransporteerd worden naar de jongste delen, waardoor een gebrek zich bijna altijd uit in het bovenste gedeelte van het gewas of in ieder geval in de jongste delen.

Indien er een tekort aan deze elementen geconstateerd wordt, dient er direct voor gezorgd te worden dat er voldoende aanwezig is in de voedingsoplossing, anders wordt de schade onherstelbaar.

 

Gebreken en hoe te herkennen

 

Ca-gebrek: Afsterving van de groeipunt, beginnend bij het jongste blad, hogere schimmelgevoeligheid. Zoals in eerdere aflevering reeds opgemerkt ontstaat een Ca-gebrek o.a. door een te lage verdampingsstroom, veroorzaakt door te hoge luchtvochtigheid.

 

S-gebrek: Egale vergeling van het blad. Dit is een tekort dat alleen op substraat voorkomt. In grond is het een zeldzaamheid.

 

Fe-gebrek: Sterke chlorose waarbij zelfs de nerven op den duur geel worden en uiteindelijk bijna wit. Ijzergebrek is vaak een antagonistisch effect van overdoseringen van andere elementen en moeilijk op zijn waarde te schatten.

 

Mn-gebrek: geelverkleuring tussen de nerven met een fijne structuur. Lijkt op magnesium gebrek.

 

B-gebrek: slechte wortelontwikkeling, bladvervorming, afsterving van de groeipunt, beginnend bij het jongste blad.

 

Cu-gebrek: Bladranden krullen naar beneden en gaan slaphangen. De bladkleur is sterk afwijkend van gezond gewas.

 

Mo-gebrek: Slechte wortelontwikkeling, smalle bladeren op lange steel, afsterving tussen de nerven en van de bladranden.

 

Met dank aan Waldemar Boot, BIO NOVA bv

Edited by Running Water

Share this post


Link to post
Share on other sites

Graag gedaan NorthernSmoker was een stukje info op de site van de HD. Beetje stoeien met een paar programma's en jawel weer een beetje info gered uit de krochten van het internet. :no

Share this post


Link to post
Share on other sites

toppie info en ook weer goed bij elkaar :no

 

Genomineerd voor sticky, maar wellicht in De Voeding i.p.v. biologie en chemie?

Share this post


Link to post
Share on other sites

verplaatst naar "de voeding". Iemand bezwaren tegen daar sticky?

Share this post


Link to post
Share on other sites

Goede info running water :no

 

greetz sannie

Share this post


Link to post
Share on other sites

haai

 

 

 

heee rw u is ook weer aktief :no

 

leuk dat je weer ''zichtbaar'' bent,gelijk een mooi binnenkomertje.

 

 

 

 

groetels

Share this post


Link to post
Share on other sites

@sannie, graag gedaan vond het zonde om zo'n mooi stukkie uit vervlogen tijden van HD verloren te laten gaan :hug:

 

@ronzor, yep I am back en meteen weer wat geleerd van wazzup ... weet nu wat een sticky is :whistling

 

@Silver, precies wat we eigelijk al weten ... namelijk dat onze schatjes alleen optimaal presteren ;) als alle omstandigheden optimaal zijn

 

@Paddohead, blij dat je het een helder geschreven stuk vind .. als ik weer eens wat tegenkom plaats ik het hopelijk in het goeie subforum :no

 

@bambino, uuuh hartsikke tof om zoiets te zeggen maar persoonlijk vind ik dat m'n sporen hier nog niet heb verdient ...... by the way de oorspronkelijke auteur is Waldemar Boot van Bionova een top kerel waar ik al veel van geleerd heb ;)

 

Allemaal bedankt voor de leuke reacties

Share this post


Link to post
Share on other sites

super ik heb hem gelijk uitgeprint en hem eens op het gemakje gelezen

en daarna bij mijn verzammeling boekjes enz neergelegd

 

super text

 

:whistling Greetz Da Dende

Share this post


Link to post
Share on other sites

Kijk lekker stukje lees en leer voer \

 

 

Hiergaan we ons zeker eens lekker in verdiepen

 

THNX :verrygood

Share this post


Link to post
Share on other sites
... Iemand bezwaren tegen daar sticky?

Euhh, ik wil toch even reageren want behalve dat er veel wetenswaardigheden in staan staan er ook merkwaardige dingen in die stukkie. :D

 

"Behalve de voedingstoestand van het gebruikte groeimedium, hebben ook andere factoren in de omgeving van een plant invloed op de voedingsopname. Naast het wel of niet in balans (de juiste verhouding tussen positief - en negatief geladen deeltjes) zijn van de gebruikte voedingsoplossing, zijn er nog een reeks andere factoren, die een belangrijke rol spelen in de opname van voedingsstoffen. Allereerst natuurlijk de bekendere zaken zoals pH (zuurgraad) en EC (zoutconcentratie), maar daarnaast ook een aantal minder bekende factoren zoals luchttemperatuur en luchtvochtig-heid, worteltemperatuur, lichtintensiteit en CO2 concentratie."

 

-Dat staat er twee keer in.

 

"Naast het wel of niet in balans (de juiste verhouding tussen positief - en negatief geladen deeltjes) zijn van de gebruikte voedingsoplossing..."

 

-Wat bedoelen ze? Als de verhouding tussen positieve en negatieve deeltjes niet in balans is heb je een statisch geladen vloeistof, maar dat is toch niet wat ze bedoelen? Verderop wordt er nog op terug gekomen maar ik zie niet hoe ik statisch geladen kraanwater zou hebben of statisch geladen voeding zou kunnen kopen.

 

"De aanwezigheid van micro-elementen wordt uitgedrukt in mmol (micromol= 1/1000 milimol)"

 

-Maak er dan umol of nog beter µmol van.

 

"Een normale meststoffenoplossing van een 1:200 of 1:250 concentraat heeft een soortelijke massa (gewicht per liter) van ongeveer 1,25. Een procent hiervan is dus 12,5 gram = 12500 milligram. In een 1:200 oplossing is dat dus 12500:200 = 62,5 milligram per liter; en in een 1:250 oplossing 12500:250 = 50 milligram per liter aangemaakte voedingsoplossing."

 

-Wat on earth wordt hierboven berekend? Waarom heeft men het over een procent? Feitelijk staat hierboven dat in álle voedingen die te verkrijgen zijn één procent meststof zit. De rest (99%) zal wel water zijn. Hoe komen ze dan aan het soortelijk gewicht van 1,25kg/l? Bovenstaand stukje gaat nergens over.

 

Eigenlijk was ik op zoek naar het hoe en waarom van mijn paarse steeltjes...

Dat staat er ook in; te koud en daardoor fosfortekort.

Ik heb het stuk nog niet helemaal doorgelezen.

;)

Share this post


Link to post
Share on other sites

Ben zo af en toe is op zoek naar wat info ,en heb weer gevonden wat ik wilde weten .

Top info mooi topic veel van geleerd :tu

 

 

 

 

Greetz

11ltrp ;)

Share this post


Link to post
Share on other sites

Join the conversation

You can post now and register later. If you have an account, sign in now to post with your account.

Guest
Reply to this topic...

×   Pasted as rich text.   Paste as plain text instead

  Only 75 emoji are allowed.

×   Your link has been automatically embedded.   Display as a link instead

×   Your previous content has been restored.   Clear editor

×   You cannot paste images directly. Upload or insert images from URL.


×
×
  • Create New...